Hoe liefelijk zijn de voeten van de bode die goede berichten brengt! (Jesaja 52:7 en Rom. 10: 15)

Jesaja 52:7 wordt altijd eschatologisch geduid. De tekst wordt vervuld in de tijd van de Messias. Of het nu om de rabbijnse schriften gaat of om de nieuwtestamentische schriften.

Als in de rabbijnse literatuur de bode als Messias wordt uitgelegd, dan wordt hij aangeduid als koning. In de nieuwtestamentische schriften Handelingen 10: 36 en Efeze 2:17 is de bode de Here Jezus Christus.

In Jes. 52:7 wordt 3x iets aangekondigd. Eerst vrede, vervolgens het goede en tenslotte verlossing. Dit duidt op een vreugdevol moment. Als de engelen de goede boodschap brengen van vrede op aarde (Luk. 2) dan is daarmee de toon gezet. Jezus is zijn naam.

De meeste Joodse bronnen interpreteren de bode als een Messiaans figuur. Paulus betrekt het in Rom. 10:15 op de boden die de boodschap van de gekomen Messias, Jezus Christus, verkondigen. De boden spreken de woorden van de Messias en daarmee zijn zij niet minder dan een Messiaanse boodschapper omdat Paulus de boden en hun Zender heel dicht bij elkaar houdt.

Waar het om gaat is dat Israël hun Koning herkent. En dat loopt wonderlijk genoeg via de heidenen, de gelovigen uit de volken.

Jesaja 52:15 is door Paulus opgevat als een profetie voor de verkondiging van het heil aan de heidenen. Jesaja verbindt dus al de genadige toewending van de Here naar de heidenen met het ongeloof en de ongehoorzaamheid van Israël.

Ergens tussen de boodschap en het geloof is het niet goed gegaan. Namelijk in het horen. Wat is er aan de hand met het horen van Israël? Hebben zij de boodschap niet gehoord?

Dat wel zegt Paulus met een citaat uit psalm 19:5: “over heel de aarde is hun geluid uitgegaan en tot de einden der aarde hun woorden”. De hemel spreekt hoorbaar in de natuur en daarmee is het universeel. De boodschap gaat de aarde over en dus moet ook Israël het gehoord hebben.

Het antwoord van de Schrift: “Ik zal uw jaloersheid opwekken met hen die geen volk zijn, met een onverstandig volk zal ik uw toorn opwekken”

In Deuteronomium zijn deze woorden de reactie van Jahweh op de situatie dat Zijn volk Hem door het dienen van vreemde goden tot jaloezie heeft verwekt en Zijn verbondswetten niet heeft gehouden. De straf is dat vreemde volken Zijn volk zullen overheersen en verstrooien, waardoor het lijkt dat Jahweh met de volken is en tegen Israël.

Door deze profetie te citeren duidt Paulus haar eschatologisch in zijn tijd. Maar het verrassende is dat dit ongeloof van Israël de weg baant om het evangelie aan de heidenen te verkondigen. En dit heeft tot doel om ook Israël voor Gods gerechtigheid te winnen. En dit heeft Israël vanuit de Schrift kunnen weten.

De opstanding van Jezus waarborgt dat Hij de Heer en de Messias is, van Wie Israëls Schriften getuigen. En hiermee is het eschatologisch tijdperk aangebroken waarvan de citaten getuigen: Israël verzet zich tegen deze gerechtigheid die ook aan de heidenen toekomt.

Voor de Jood Paulus is het ongeloof van Israël en het geloof van de heidenen juist een bevestiging dat Jezus de in de Schrift voorzegde Messias is.

Maar dat uiteindelijk door alles heen ook het ongeloof van Israël zal verdwijnen door het heil van de heidenen en Israël het behoud zal vinden, is de diepste toon van Gods betrouwbaarheid en Zijn genade.

Het is nog niet te laat. De christelijke gemeente heeft nog altijd de taak Israëls jaloezie op te wekken. Wanneer de gemeente een opofferende liefde en gerechtigheid laat zien kan en zal het gebeuren dat Israël tot jaloersheid wordt verwekt!

En als Israëls ongeloof al een rijke zegen is wat zal hun geloof dan wel niet uitwerken…

Daarom is Jesaja 52:7 nog altijd actueel.

Hoe welkom is de vreugdebode die over de bergen komt aangesneld, die vrede aankondigt en goed nieuws brengt, die redding aankondigt en tegen Sion zegt: “je God is Koning”!

YACHAD – December 2017

Inge Rozema-Venema