CHANOEKA - Yachad

Laden Evenementen

CHANOEKA

Het chanoekafeest werd ingesteld in het jaar 164 v.C. In de 4e eeuw voor de huidige jaartelling heeft Alexander de Grote het Perzische rijk veroverd. Alexander stond de joden toe volgens de wetten van hun voorvaderen te leven (wat ook andere volken mochten). Toen hij in 323 voor Christus stierf, werd zijn rijk verdeeld.
Het hellenisme was een krachtige beschaving en na de dood van Alexander breidde het zich sterk uit. Het was een beschaving van Griekse en oosterse tradities. Vele naties en volkeren namen de Griekse tradities, kleding, taal, waarden, filosofieën, kunstopvattingen en cultuur over. Ook joden raakten onder hellenistische invloed. Vooral de bovenlaag van Judea, die hun kinderen soms naar de beste Griekse scholen en academies stuurde, werd er door aangetrokken.
Ongeveer honderd jaar lang maakte Palestina deel uit van het Ptolemeïsch koninkrijk (Ptolomeeën waren de machthebbers in Egypte). Vervolgens namen de Seleuciden (de heersers over Syrië) Palestina in bezit. En daarmee begint het verhaal van Chanoeka!
Onder de Seleuciden werd het hellenisme officieel regeringsbeleid en een toetssteen voor de loyaliteit aan de koning. Sommigen van de rijkste en meest geslaagde joden waren pro-Syrisch. De lagere klassen, de minder opgeleiden en de conservatieven waren pro-Egyptisch.
In 175 v. C. besteeg Antiochus IV Epifanus, de Syrische troon.
Generaties lang was het hogepriesterschap – het machtigste en aanzienlijkste ambt in de politiek onbetekende staatje Judea- overgegaan van vader op zoon. Maar onder Anthiochus Epifanus werd voor het eerst dat ambt door middel van steekpenningen aan een ander overgedragen.
Jason werd hogepriester. Deze Jason (wel een broer van de afgezette hogepriester) wilde een gymnasium stichten in Jeruzalem, dit werd hem toegekend en het gymnasium verrees dicht bij de tempel. Jeruzalem bood nu onderdak aan de Griekse sport. Jason werd vervangen door een nog extremere hellenist, de hogepriester Menelaos, een aanvoerder van de pro-Syrische partij. Nu was het familieambt helemaal overgegaan in andere handen.
Antiochus verordonneerde dat alle mensen heidense goden moesten dienen en introduceerde de Syrische eredienst in de tempel. Er brak opstand uit en Anthiochus verbood het bestuderen van de Thora, het inacht nemen van de sabbat en de spijswetten, de besnijdenis en alle andere voorschriften van het Jodendom. Iedereen die werd betrapt op het naleven van een joods gebruik werd ter dood veroordeeld. Duizenden joden kwamen om het leven door het negeren van de bevelen van Anthiochus.
In 167 v.C. werd er in de tempel een beeld van Zeus Olympus opgericht. Daarmee was de tempel ontwijd en veranderd in een Griekse heiligdom, waar varkens werden geofferd.
In het stoffige bergdorpje Modien, ongeveer elf kilometer van de kustplaats Lod, doodde (volgens Deut. 13 : 6) een oude priester genaamd Mattathias, een jood die op het punt stond gehoor te geven aan het gebod om een varkensoffer te brengen aan Zeus. Mattathias vluchtte vervolgens met zijn vijf zonen Johanan, Simeon, Juda, Eliezer en Jonathan de bergen in en begon een guerrilla tegen de Syriërs. De strijd verliep voorspoedig, vooral dankzij de zoon Juda.
Meer nog dan een oorlog tegen Antiochus en zijn wreedheden werd de strijd een burgeroorlog tussen geassimileerde joden en gelovige joden.
Chassidiem (rechtgeaarde joden, onwrikbare verdedigers en belijders van het geloof), maar ook gematigde hellenisten sloten zich aan bij Mattathias en zijn zonen, die bekend stonden als de Makkabeeërs. Op de 25e kislev van het jaar 164 v.C. nam Juda Jeruzalem in en reinigde de tempel. In het apocriefe boek 1 Makkabeeën (4: 36 – 51) is hierover te lezen.
Kort na de dood van Antiochus IV overreden de Makkabeeërs zijn opvolger Antiochus V, om de bepalingen tegen de joodse religie in te trekken en de joodse autonomie in ere te herstellen. Dit leidde vervolgens tot de vestiging van een nieuwe joodse staat onder de Hasmonieten (Makkabeeën), die ongeveer 100 jaar stand hield.
Op chanoeka wordt een overwinning gevierd, niet alleen een militaire overwinning, maar ook een religieuze overwinning. Niet alleen een overwinning op vijanden van buiten, de Grieken, maar ook een overwinning op gevaarlijker vijanden van binnen, op de gemakzuchtigen, de op zeker spelenden, de bevoorrechten, de machtigen, de aristocratie.
Eén van de dingen die Juda deed was het licht ontsteken van de menorakandelaar.
Dit licht hoorde in het heilige altijd te branden.
Maar er was nergens meer een kruikje met gewijde olie, behalve één kruikje, voldoende voor één dag. Als door een wonder bleef de kandelaar acht dagen branden, tot er nieuwe, gewijde olie beschikbaar was. Daarom wordt het chanoekafeest acht dagen lang gevierd en wordt elke dag een nieuw licht aangestoken. Het is door Gods goedheid de heidenen niet gelukt het licht van de menora voorgoed te doven.
De tempel werd opnieuw ingewijd. Daarom heet het feest chanoeka = inwijding.
In Joh. 10 : 22 komt dit feest in de Bijbel voor. Jezus was op chanoeka in de tempel.
De chanoeka kandelaar staat in de woningen van Messiasbelijdende joden voor het raam.
Soms wordt de geboorte van Jezus tijdens chanoeka genoemd, vanwege het kerstfeest wat de wereldwijde kerk in december viert. Maar het kerstfeest op 25 december vieren is discutabel omdat die datum om een heidens feest, het zonnefeest, is gekozen om daar een andere invulling aan te geven. Daarom vieren de meeste Messiasbelijdende joden geen kerstfeest, zoals in de wereld.
Maar in de Here Jezus zien we wel een vervulling van het chanoekafeest.
De Messias heeft gezegd: “Meer dan de tempel is hier” (Matt. 12 : 6). Door de uitstorting en inwoning van Zijn Geest mag nu de gemeente een tempel zijn (1 Cor. 3: 16) en zelfs ieder, die gelooft (1 Cor. 6 : 19).
Intussen zijn we toch ook dankbaar, dat het licht van de menora, als symbool voor Israëls voortbestaan, niet is gedoofd. Nog ontvangt Israël de tijd om in Jezus van Nazareth de Messias te erkennen.

Met chanoeka wordt een spelletje gespeeld met de dreidel.
De dreidel is een vierkante tol met op elke kant een verschillende Hebreeuwse letter, de noen, de giemel, de haj en de sjien. deze staan voor de Hebreeuwse zin “Nes gadol haja sjaam”- Daar is een groot wonder geschied. In Israël is de letter sjien vervangen door de letter pèh, dat hier betekent,- Hier is een groot wonder geschied.
Dreidel is een Yiddish woord afgeleid van het Duitse woord drehen (wat draaien betekent).In het Hebreeuws heet het swiwon.
Dreidels kunnen van allerlei materialen en in allerlei vormen gemaakt worden en zijn te krijgen van eenvoudige tot hele luxe (zilveren, gouden) uitvoeringen.
Elke speler krijgt even veel munten, rozijnen, noten, of snoepjes. Elke speler doet er één in de pot. Om de beurt draaien de spelers met de dreidel. De Hebreeuwse letter waarop de dreidel valt bepaalt wat er gebeurd.
Nun ( נ ) betekent in het Jiddisch nicht of niets: de speler doet niets.
Gimmel ( ג ) betekent gantzof alles: de speler krijgt de pot.
Haj ( ה ) betekent half of de helft: de speler krijgt de ehlft van de pot.
Sjien ( ש ) betekent in het Jiddisch, sjtel of inzetten: de speler doet
alles in de pot.
Er zijn verscheidene variaties mogelijk.
Inge Rozema-Venema – Arriën
Werkveld Nederland / PR